KLOOSTER IN ADUARD

 

 

Veel landerijen in het Halfambt waren in beklemming uitgegeven door het klooster te Aduard.

Door de toenemende macht van de Protestantse beweging kwam hieraan in 1594 definitief een einde, en werden de eigendomsrechten van de kloosters “genationaliseerd” door de provincie. Deze wijziging van eigendom maakte deel uit van een Reductie genoemde overeenkomst tussen de Stad Groningen en de Ommelanden. Al eerder vonden geweldadigheden tegen de kloosters plaats; na het verraad van Rennenberg werd in 1580 door de bekende geuzenaanvoerder Barthold Entens van Mentheda een groot deel van het klooster te Aduard in de as gelegd en daardoor ging ook de administratie van de uitgegeven beklemmingen verloren [zie OG V 36 4].

Als men langs Aduard naar het Halfambt rijdt passeert men daar het merkwaardige gebouw op bovenstaande foto, dat het enige overblijvende is van het klooster. Oorspronkelijk was dit een ziekenzaal. Het is het oudste medische gebouw in Nederland, gesticht in 1297. De klok, die loodrecht op de gevel [later?] is aangebracht, is tamelijk uniek.

 

 

Op deze maquette zijn onder de bestaande bebouwing [de grijze gebouwtjes] in zwart de contouren aangegeven van de toestand ten tijde van de volle glorie van het klooster. Midden boven [bij het vraagteken] de ziekenzaal, die heden ten dage in gebruik is als NH kerk.

Aan de onderzijde de contouren van de circa 90 meter lange abdijkerk, gebouwd tussen 1240 en 1265 naar het model van de kloosterkerk van het Franse Clairvaux, waar Bernardus de orde oprichtte. De contouren van een vierkant boven aansluitend aan de kerk lijken erg op de kloostergang, zoals deze nu nog bij de Domkerk in Utrecht te vinden is. In zijn tijd was dit de grootste kerk van het noordelijk kustgebied. De bouw van de voorloper van de Grote Bavokerk in Haarlem ving in hetzelfde jaar aan als van die in Aduard. Amsterdam ontstond pas in 1270. De grootte van beide kerken was vergelijkbaar.

Het klooster was een van de grootste in Noord West Europa. Het omgrachte terrein besloeg 30 hectare. Het telde 100 tot 150 koormonniken en 500 conversen [lekebroeders]. De vele dochtervestigingen zijn een goede graadmeter voor het economische succes van het klooster. Zo had Aduard de “dochters” Essen [gemeente Haren, St. Annen [gemeente Ten Boer], Maria’s Kamp [gemeente Assen], Trimunt [gemeente Marum, Trimunt [gemeente Reiderland] en Ihlow [Ihlowerfehn in Duitsland].

Het klooster bezat ook belangrijke kunstvoorwerpen. Zo zijn de 2 schilderijen in het Groninger Museum van Jan van Scorel eruit afkomstig.

 

Afbeelding uit: F. van der Meer, Atlas de l'ordre Cistercien. De vestigingen van de orde in Noord Nederland. Grotere kloosters met rode stip.

Duidelijk loopt de Hunze van Groningen naar de Lauwerszee. Schilligeham ligt juist ten westen van de enige zichtbare scherpe bocht daarin.

 

Daarnaast kende het klooster vele voorwerken, waaronder Schilligeham en Alinghuizen in onze streken. Hier werkten monniken en conversen onder leiding van een gregarius aan landontginning.

Het totale grondbezit van het klooster bedroeg wel 7000 hectare, teveel om door de kloosterbevolking te worden bewerkt. Ontwikkelde grond werd daarom in gebruik gegeven aan zelfstandige landbouwers. Deze betaalden daarvoor een in aanvang wisselende vergoeding. Zo kon na misoogsten en veeziekten de vergoeding voor een of meer jaren worden kwijtgescholden.

 

Provincie

In 1594 werd de administratie van deze beklemmingen overgenomen door de provincie. De tamelijk onoverzichtelijke handgeschreven folios werden door Spanheim toegankelijk gemaakt met als beginjaar de toestand in 1632, blijkbaar het einde van een rommelige overgangstijd. Daarmee is dit het vroegste jaar waarmee meestal een genealogie op persoonsniveau voor de Groninger Ommelanden kan aanvangen.

Over eerdere tijden is de administratie verloren gegaan. Zo dat niet het geval was, is de vraag of dit veel zou opleveren. De vroege takken van bijvoorbeeld de Genealogie Homan bevatten wel erg veel omissies en omstreeks-vermeldingen.

Mogelijk bestaan voor zeg 1600 enigszins betrouwbare gegevens met betrekking tot individuele personen alleen voor adelijke families, die zo hun verervende rechten vastlegden. Voor geringere lieden wordt dan met een gedetailleerde micro-geschiedenis het hoogst haalbare inzicht in het verleden bereikt.

 

Wetenschap en religie

Ook op religieus en wetenschappelijk terrein was het klooster vermaard. Geleerden uit heel Europa bezochten het klooster, zoals de Italiaanse bisschop Emanuel van Cremona. Er bestonden innige banden met grote Europese universiteiten als de Sorbonne in Parijs.

In dit verband moet zeker ook Roelof Huysman [Baflo 17-2-1444 Heidelberg 27-10-1485] worden genoemd. Hij is beter bekend onder de naam Rudolf Agricola als de eerste Nederlandse humanist van Europese faam en een van de voornaamste vertegenwoordigers van het bijbelse humanisme. Deze gegevens zijn ontleend  aan de Grote Winkler Prins versie 1975 [GWP]. De straat naar verluid lopende langs zijn geboorteboerderij is ook vandaag nog naar hem vernoemd.

Hetzelfde lemma in GWP vermeldt, dat Agricola studeerde in Groningen, Erfurt, Leuven en Pavia, maar het lemma over Aduard neemt hem en ook Wessel Gansfort op als vooraanstaande personen die  aan de  kloosterschool hun opleiding ontvangen hebben. Omdat de Universiteit van Groningen pas in 1614 ontstond, lijkt een studie daar niet waarschijnlijk. De studie van Agricola moet dus in Aduard zijn aangevangen. Het klooster daar was tot de verwoesting in 1580 het grootste van Groningen [ zegt hetzelfde GWP lemma over Aduard].

Bovenstaande tegenstrijdigheid illustreert, dat vanuit het blikveld van een Amsterdamse GWP-redactie en na meer dan 5 eeuwen Groningen en Aduard, te dicht bij elkaar liggen om er echt nauwkeurig over te kunnen schrijven.

Voor de ontwikkeling van de wetenschap is het belang van Agricola, dat hij brak met de middeleeuwse scholastiek, voornamelijk gebaseerd op bestudering van Latijnse bijbelteksten. Zijn talenkennis was zeer groot, en als een van de eerste Westerse [in tegenstelling tot Byzantijnse en Islamitische] geleerden was hij het Grieks machtig. De kennis van deze taal zal later, na de val [=Islamitische inname] van Constantinopel in 1453 en het vertrek van de dan daar wonende Byzantijnse geleerden naar Italië van nog meer belang worden om opnieuw toegang te krijgen tot het gedachtengoed van klassieke Griekse wiskundigen. Het is de vertaling in het Latijn, gevolgd door  een omwerking van deze klassieke gedachten, die de grondslag heeft gelegd voor de meer moderne wiskunde.

   

 

In 1710 completeerde Edmund Halley [meest bekend als astronoom, maar er zijn bijvoorbeeld ook eminente bijdragen van hem aan de grondslagen van de actuariele wetenschap] in Oxford de vertaling in het Latijn van alle 8 boeken Conicorum [de kegelsnedenleer, parabolen en zo] van de Griekse wiskundige Apollonius Pergaeus. Eerder waren deeluitgaven van 4. 5 en 7 boeken verschenen. Het totale vertaalproject duurde zo 218 jaar, en de afronding daarvan werd blijkbaar door Halley als belangrijk ervaren. Hij eerde dit met een prachtuitgave in folio op prachtig papier [zie boek# 33781 in de verzameling].  Maar inmiddels hadden toen onder meer Descartes, Van Schooten en Hudde uit deze klassieke Griekse gedachten nieuwe ontwikkeld, dat wat wij tegenwoordig analytische meetkunde [mijn HBS eindexamencijfer daarvoor was 9] noemen, en vervolgens Newton en Leibniz daaruit de differentiaalrekening, zeer bruikbaar voor onder meer de verdere ontwikkeling van de theoretische natuurkunde [over versnelling bijvoorbeeld]. Daarmee was achteraf gezien het vertaalproject in 1710 licht verouderd. Een mooi voorbeeld van de tragiek van contemporaine wetenschappelijke perceptie.

Jürgen Dinter [Keulen] is zeer deskundig op het gebied van zulke vertalingen Grieks/Latijn. Meer dan zich daarin op te dringen moedigt hij mij aan mijn eigen ontdekkingen te doen.

Op religieus terrein leidde kennis van het Grieks tot hernieuwde bestudering van meer oorspronkelijke bijbelteksten, en was zo een aanzet tot de Hervorming vanaf 1517.

Zo was Agricola een echte religieuze en wetenschappelijke vernieuwer. Onder tijdgenoten sprak onder meer Erasmus lovend over hem. Ook was hij echt vroeg. Pas aan het eind van zijn leven werd de boekdrukkunst uitgevonden.

 

Historische Vereniging

Aduarders, Groningers en Nederlanders mogen met recht trots zijn op de imposante historie van het klooster. Toch weet haast niemand ervan. Daarom is in 2002 de Historische Vereniging Aduard [HVA] opgericht, die intussen 75 leden telt.

 

Een van de projecten van de vereniging betreft de ontwikkeling van een Educatief Historisch Centrum [EHC] naar model van een zusterklooster Ename 974 in België, waar een combinatie is gezocht van erfgoedontwikkeling, nieuwe technologische presentaties en lokale ontwikkeling.

Zo te zien wordt daar op onderstaande foto met digitale middelen de oude situatie in de ruimte geprojecteerd.

 

 

Abtenkroniek

De abtenkroniek is het verhaal van de St. Bernardusabdij geschreven door Aduarder monniken in de 15e en 16e eeuw. Een exemplaar an dit manuscript bevondt zich in de Groninger Archieven.

Groninger Archieven. Abtenkroniek

 

Een vertaling in het Nederlands verscheen in 1724. Daarvan is alleen een exemplaar bekend in de Provinciale Bibliotheek, Assen.

 

Opgenomen in: H. van Rhijn Oudheden en Gestichten van Groningen en

Groningerland', Leiden 1724.